
Recent onderzoek in Wervik bracht vier pottenbakkersovens uit de Romeinse periode aan het licht. De rijke geschiedenis van deze stad is goed gekend en zindert na in de restanten van de Romeinse handelsnederzetting Viroviacum en in de littekens in het huidige stratenpatroon van Wervik. Viroviacum is voor het eerst vermeld op de Peutingerkaart, een 13de-eeuwse kopie van een kaart uit het begin van de 3de eeuw, wat wijst op het grote belang van de stad. Een stad waarin uiteraard ook ambachtslui aan de slag waren.
Tijdens de zomers van 2016 en 2017 groeven archeologen van Monument Vandekerckhove en Bart Bot Archeologie op in de Duivenstraat in Wervik. Het onderzoek leverde talrijke sporen en vondsten op uit de Romeinse periode en de middeleeuwen. De grootste verrassing zat echter in de vondst van vier pottenbakkersovens. Vermoeddelijk waren het er oorspronkelijk meer, maar door de verstoring van het terrein kon dat niet meer worden bewezen.
Al in 1950 vonden wetenschappers een Romeinse pottenbakkersoven op de Steenakker, ongeveer tweehonderd meter ten zuidoosten van de Duivenstraat. Dat doet vermoeden dat het hier gaat om een ambachtelijke zone uit de Romeinse periode. De nabijgelegen Sint-Jansbeek is een extra aanwijzing voor deze hypothese. Rookhinder en brandgevaar zijn immers de voornaamste redenen voor de perifere ligging van ambachtelijke zones.
Van stookkuil via stookkanaal tot bakkamer
De pottenbakkersovens hebben een sleutelgatvormige aflijning in het vlak. Deze vorm was tijdens de Romeinse periode algemeen verspreid in België, Nederland, Frankrijk en Groot-Brittannië. Het gaat om verticale ovenstructuren, waarbij de warme lucht zich verticaal vanuit de stookkuil naar de bakkamer verplaatst en vervolgens de oven langs een opening aan de bovenzijde verlaat. Dit oventype bestaat uit drie delen, namelijk een stookkuil, een stookkanaal en een bakkamer.
De stookkuil heeft een rechthoekige vorm en veel houtskoolfragmenten in de opvulling. De stookkuil staat in verbinding met het stookkanaal. Via dit stookkanaal wordt het hout, dat in de stookkamer tot ontbranding wordt gebracht, in de bakkamer gebracht. Op die manier verloopt de bakking gecontroleerd. De bakkamer ligt aan het andere uiteinde van het stookkanaal. De kuil van de bakkamer wordt bij opbouw langs de binnenzijde besmeerd met leem of klei die, samen met het geperforeerde ovenrooster, bij het stoken van het eerste vuur verhardt. Daardoor krijgt de stookkamer een meer permanent karakter. Via het stookkanaal werden kleinere stukken hout of hete sinters onder het rooster geplaatst om grote vlammen binnenin de oven te vermijden. Grote temperatuursveranderingen leiden immers tot misbaksels.
Boven het rooster bevindt zich de bovenbouw van de oven, in de vorm van een koepel. De ruimte onder de koepel is de eigenlijke ovenruimte, waarin het aardewerk gebakken wordt. De koepel heeft bovenaan een opening om luchtcirculatie mogelijk te maken. Het is nog niet duidelijk of deze koepel een tijdelijk of permanent karakter had, aangezien bij vondsten tot nu toe enkel het onderste gedeelte van de bakkamer van gekende ovens bewaard is gebleven. Daardoor is er ook geen zekerheid over hoe het aardewerk na de bakking precies werd verwijderd.
3D-reconstructie
Tijdens de opgraving documenteerden onderzoekers de pottenbakkersovens fotogrammetrisch per opgravingsvlak. Dat maakt het mogelijk om de ovens in de verschillende fasen van het archeologisch onderzoek te volgen via 3D-reconstructie. Een eerste blik op het aardewerk dateert de ovens in de tweede helft van de 1ste eeuw n. Chr. Door middel van 14C-analyse en archeomagnetisch onderzoek zal een meer specifieke datering mogelijk zijn. De vondst van deze pottenbakkersovens en de determinatie van het aardewerk kunnen voor belangrijke aanvullingen zorgen bij de aardewerkstudie op lokaal en regionaal niveau, alsook bij de kennis over ambachtelijke activiteiten in een Romeinse handelsnederzetting.
Door Bart Bot
BRON : Ex situ 17 (oktober-november-december 2017), p 6-7